Share this article Share
Gustav Mahler componeerde gewoonlijk gedurende de zomer, wanneer hij vrij was van andere verplichtingen en helemaal kon opgaan in het creatieve proces. Of, zoals hij het zelf zei: “Ik kan niet anders dan mij aan het nieuwe telkens ganz und gar over te geven.” Vier zomers lang werkte hij aan zijn Derde symfonie, die een grootse huldiging van de natuur moest worden. In augustus 1896 was het zover: zijn “aan Pan gewijde symfonie” was klaar, opgevat als de creatie van een complete wereld, waarbij in de zes delen achtereenvolgens de zomerse oerkracht, de bloemen, de dieren, de mens, de engelen en de liefde aan bod komen. Tegenover vrienden maakte de componist nog gewag van dit programma, maar in de uitgegeven partituur zijn de aanduidingen achterwege gebleven. Niettemin weerklinkt in deze symfonie als in geen andere Mahlers diepe liefde voor de natuur, waartoe hij ook de mens rekende.